Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten

Art. 50

§ 1. Elk parlement keurt jaarlijks de begroting goed en sluit de rekeningen af.

De algemene rekening van de gemeenschappen en de gewesten wordt, samen met de opmerkingen van het Rekenhof, aan hun parlement overgezonden.

Alle ontvangsten en uitgaven worden ingeschreven in de begroting en de rekeningen.

§ 2. De wet bepaalt de algemene bepalingen die van toepassing zijn op de begrotingen en de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook op de organisatie van de controle uitgeoefend door het Rekenhof.

Wat de instellingen van openbaar nut betreft die afhangen van de gemeenschappen en de gewesten, bepaalt de wet de algemene bepalingen betreffende de organisatie van de controle door het Rekenhof.

De wet bepaalt de algemene bepalingen op de controle inzake het verlenen en het gebruik van subsidies.

Art. 71

§ 1. Tot de inwerkingtreding van de wet bedoeld in artikel 50, § 2, zijn de vigerende bepalingen betreffende de organisatie van de controle van het Rekenhof en de controle op het verlenen en het gebruik van subsidies, evenals de bepalingen inzake de Rijkscomptabiliteit […] van overeenkomstige toepassing op de gemeenschappen en de gewesten.

§ 2. […]

§ 3. Tot de inwerkingtreding van de wet bedoeld in artikel 50, § 2, blijven de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, wat de wijze van uitoefening van de controle van het Rekenhof betreft, van overeenkomstige toepassing op de instellingen van openbaar nut die afhangen van de gemeenschappen en de gewesten.

Op deze pagina